Bont zandoogje (Pararge aegeria) Het bont zandoogje neemt de laatste jaren zowel in aantal als in verspreidingsgebied sterk toe. Familie aurelia's (NYMPHALIDAE)
Deze soort is goed tot redelijk goed te determineren, ook voor een serieuze beginner. Kenmerken Voorvleugellengte: 19-22 mm. De bovenkant van de voorvleugel is donkerbruin met een geeloranje vlekkenpatroon en een witgekernde zwarte oogvlek. Op de bovenkant van de achtervleugel bevinden zich drie of vier witgekernde zwarte oogvlekken. Voorkomen Een algemene standvlinder die zich in de twintigste eeuw sterk uitgebreid heeft. Het bont zandoogje komt tegenwoordig verspreid over het hele land voor, maar wordt slechts weinig waargenomen in Drenthe, delen van de Achterhoek, de Betuwe, het westen van Friesland en de provincies Noord- en Zuid-Holland. Habitat Vooral bosranden en open bossen; ook tuinen en parken in een bosrijke omgeving. Waardplanten Diverse grassen waaronder kweek, kropaar, witbol, boskortsteel en reuzenzwenkgras. Vliegtijd en gedrag Eind maart-eind oktober in drie overlappende generaties. De mannetjes gedragen zich opvallend territoriaal. De vlinders voeden zich met honingdauw, sap van vruchten en bloedende bomen en met nectar van onder andere braam. Levenscyclus Rups: half mei-half september. De groeisnelheid van de rupsen verschilt onderling aanzienlijk; sommige rupsen groeien wel drie keer zo snel als andere. De soort overwintert gewoonlijk als pop, maar een gedeelte van de rupsen die na half augstus uit het ei komen, gaat als rups de winter in.